Gisteren hebben
we nog met volle teugen genoten van onze reis op de Norönna langs de Faeroer
Eilanden. Na het piepkleine haventje van Torshavn te hebben aangedaan, werd de
reis vervolgd via een smalle doorgang tussen de eilanden. Hier werden we
getrakteerd op spectaculaire uitzichten op de onherbergzame rotsformaties, waar
af en toe toch een klein hutje tegenaan geplakt zat.
Vanochtend
werden we vroeg gewekt: de hutten moeten al twee uur voor aankomst worden
verlaten in verband met schoonmaak voor de volgende passagiers. Na het ontbijt
voeren we via een fjord de haven van Seydisfjördur binnen: een schattig oud
plaatsje met roodwitte huizen en een geelwit kerkje, ingeklemd tussen enorme
rotsformaties. Op slag werden we verliefd op de spectaculaire omgeving waarin
we waren beland.
Vandaag zijn we
langs de oostkust afgezakt naar het zuidoosten. Langs fjorden en zwarte
stranden. Je voelt je hier erg klein: het is net of je in een andere wereld
bent beland.
We hebben ons
kamp opgezet op een boerderijcamping, met in de achtertuin een aantal gletsjers
van de Skaftafell in het nationaal park Vatnajökulspjódgardur. De snelstromende
riviertjes van het smeltwater hebben hier in de loop van heel veel jaren een
grote gruisvlakte achtergelaten, waarop nu gras groeit en waar schapen grazen.
De kinderen van
de campingeigenaar kwamen hier zojuist langs met allerlei door hun oma gebreide
kledingstukken, waaronder sokken en mutsen. Het was zo aandoenlijk dat we het niet
konden laten om een mutsje van ze te kopen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten